De Annie gaat nauwelijks naar rechts. En als ik haar toch voorbij rij, roept ze:
“Dan mot se belle!”
“Nee hoor”, roep ik terug. “U moet gewoon rechts houden.”
“Je mot belle. Je heb toch een bel! Of niet dan!”, schreeuwt de Annie.
Dat is een drogreden en die irriteert me mateloos. Als we even verderop allemaal moeten stoppen voor rood, draai ik me om en zeg: “Er lopen van die witte streepjes midden over het fietspad. En de ene kant is voor u. En de andere niet.”
Tegen zoveel simplisme kan zelfs Annie niet op.
“Roar mens”, hoor ik haar nog zeggen, als het licht weer op groen springt.