"Straks gaan we lachen hoor", kondigt hij tussendoor aan. "Maar heeft u dat ook wel eens, dat u nog even in het verdriet wilt blijven hangen? Daarom nu nog even één nummer van Bert Klundert."
Ook dood, bedenk ik me, maar goed, nog een nummer dan en dan...
Het nummer zet in. Het gaat over een poes die doodziek is. Ik slik. Ik wil niet gaan huilen, want het is maar een liedje en ik hou niet eens van poezen. Bovendien ben ik aan het autorijden en dan is huilen niet handig. In couplet twee krijgt de poes een spuitje bij de dokter.
'Mijn lijfje tegen jouw lijfje', zingt Bert Klundert en ik hou het niet meer. De tranen stromen en ik snik. Achter me hoor ik ook gesnotter. Ik kijk in de achteruitkijkspiegel en zie dat de pipo zit te huilen in zijn kinderstoeltje. A. ziet het ook. Hij zet de radio uit en keert zich naar de pipo.
"Ach jochie toch, het is niet echt hoor", zegt hij.
"Maar het is wel zielig!", huilt de pipo. "Boehoehoe."
"Ja, maar het is een liedje hè", zegt A. "Een liedje gemaakt om te huilen."
"Nou!", zegt de pipo geïrriteerd. "Dat doe ik toch ook. En zet de radio nou maar weer aan, want ik was nog niet klaar met huilen!"
"Ja", zeg ik. "Ik was ook nog niet klaar."
Gedwee draait A. het volume weer omhoog en we horen nog net hoe de poes doodgaat. Wanhopig zingt Bert Klundert: 'Laat me niet alleen, laat me toch niet alleen!' En de pipo en ik snotteren mee. Tot het bittere einde.